-
1 unterliegen
unterliegen2 (moeten) onderdoen voor ⇒ het moeten afleggen tegen, verliezen van♦voorbeelden:jemandem unterliegen • voor iemand (moeten) onderdoen, van iemand verliezen -
2 freak out
opgewonden raken (onder invloed van drugs), hallucinaties krijgen; breken met het gevestigde; onderhevig zijn aan plotseling optredend veranderend humeurfreak out〈 informeel〉1 opgewonden raken (onder invloed van drugs) ⇒ hallucinaties krijgen, uitfreakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 travailler
travailler [traavaajee]1 werken ⇒ arbeid verrichten, een beroep uitoefenen, studeren♦voorbeelden:faire travailler l'argent • geld niet renteloos laten liggentravailler à perte • met verlies werkenla maçonnerie travaille • het metselwerk scheurt, verzaktla pâte travaille • het deeg rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewerken ⇒ verzorgen, bijschaven2 bestuderen ⇒ studeren, (be)oefenen4 plagen ⇒ verontrusten, achtervolgen♦voorbeelden:travailler le vin • wijn vervalsenv1) werken2) gisten, rijzen3) bewerken4) (be)studeren5) beïnvloeden6) plagen7) trainen8) mishandelen -
4 Stimmung
Stimmung〈v.; Stimmung, Stimmungen〉♦voorbeelden:Stimmung machen • er de stemming in brengenin gereizter, trüber Stimmung • in een geprikkelde, sombere stemmingjemanden in Stimmung versetzen • iemand in de stemming brengenin Stimmung geraten • in stemming komenvon Stimmungen abhängig sein • aan stemmingen onderhevig zijn -
5 necrose
v. aan necrose onderhevig zijn, afsterven, versterven -
6 perishability
n. vergankelijkheid; het aan bederf onderhevig zijn; verlies -
7 perishableness
n. vergankelijkheid; het aan bederf onderhevig zijn -
8 submissive servant
onderdanige dienaar (slaaf die totaal onderhevig is aan grillen van zijn heer, bediende, onderdanige) -
9 Zweifel
Zweifel〈m.; Zweifels, Zweifel〉♦voorbeelden:jemandem kommen Zweifel • iemand gaat twijfelenkeinem Zweifel unterliegen • aan geen twijfel onderhevig zijnaußer Zweifel sein, stehen • geen twijfel lijdensich 〈 3e naamval〉 im Zweifel sein • in twijfel, dubio staaneine Aussage in Zweifel stellen, ziehen • een verklaring in twijfel trekken -
10 keinem Zweifel unterliegen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > keinem Zweifel unterliegen
-
11 von Stimmungen abhängig sein
von Stimmungen abhängig seinWörterbuch Deutsch-Niederländisch > von Stimmungen abhängig sein
-
12 schwanken
schwanken2 schommelen, wisselen, variëren ⇒ fluctueren4 aarzelen, weifelen♦voorbeelden:eine schwankende Gesundheit • een zwakke, wankele gezondheiddie Meinungen schwanken • de meningen zijn verdeeldseine Stimmung schwankt • zijn stemming is aan wisselingen onderhevigzwischen zwei Verfahren schwanken • tussen twee methoden aarzelen, weifelen -
13 seine Stimmung schwankt
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский